Elke vrijdag rijdt Marcel de Waard (52) met zijn driewieler van Vlissingen naar de voedselbank in Middelburg. “Zo’n 10 kilometer, het is voor mij gelijk een training.” Tot 2009 werkt Marcel zo’n 60 uur per week. Daarnaast heeft hij de zorg voor zijn vrouw en vier kinderen. “Na twee jaar ziektewet ben ik in 2011 volledig afgekeurd. Mijn situatie wijzigt niet meer. Door de voedselbank kan ik rondkomen. Het levert mij daarnaast dierbare contacten.”
In 2009 krijgt Marcel een herseninfarct: “drie dagen zweefde ik tussen leven en dood.” Zijn overlevingskans is minimaal. “De aansturing van mijn linker lichaamshelft is nu nog steeds niet perfect. Maar ik kan gelukkig ook weer heel veel wél.” Hij woont sinds 2012 op zichzelf, een bewuste keus. “Mijn ritme ligt niet vast. Dat werkt niet voor mensen om mij heen. Ik ben een tijdje depressief geweest en heb vervolgens voor mijzelf gekozen. Dat klinkt egoïstisch, maar het was de enige manier om mijn leven weer op te pakken.”
Trip
Zijn vrouw bleef met hun vier kinderen van 14, 17, 20 en 24 jaar oud in het oude huis wonen. “Ook voor haar is het een lastige tijd geweest. We spreken elkaar inmiddels weer geregeld en zoeken elkaar ook op voor intimiteit. Of het ooit helemaal goed gaat komen tussen ons weet ik niet.” Marcel laat de toekomst graag open. Deze instelling is een direct gevolg van zijn bijna-dood-ervaring. “Ik zweefde in en uit. Het is lastig onder woorden te brengen. Aardse termen schieten daarvoor tekort. Het gaf mij in ieder geval zicht in waar het om gaat: pure liefde noem ik het. Wij willen altijd zekerheid en controle. Dan mis je de essentie. Het gaat om open, eerlijk en transparant zijn. Ik leef nu met de dag, mijn toekomst ligt open.” De drie cruciale dagen na zijn infarct beschrijft Marcel als: “de mooiste trip van mijn leven. Er waren totaal geen zorgen. Ik vond het heerlijk daar. En hoe gek het ook klinkt, ergens was het een teleurstelling om weer terug te zijn.”
Spanning
Eenmaal weer bij volledig bewustzijn, belandt Marcel voor een half jaar in een revalidatiecentrum. Hij keert daarna richting huis. “Dat werkte niet. Ik schoot in een rol die ik nog nooit had aangenomen, ging me met van alles bemoeien. Ik heb namelijk altijd voor mijn vrouw gezorgd. Zij werd chronisch ziek kort nadat wij elkaar ontmoetten. Zij heeft daardoor nooit kunnen werken. Opeens was ik degene die verzorgd moest worden. De nieuwe verhoudingen in het gezin werkten niet. Iedereen liep op z’n tenen.” Om de spanning te doorbreken verhuist Marcel naar zijn moeder in Duitsland. Na een jaar gaat hij bij zijn zus inwonen. In 2012 betrekt hij zijn eigen huurwoning.
Oplopende zorgkosten
In dat jaar kan hij voor het eerst de financiële balans opmaken. Hij is volledig afgekeurd en krijgt op basis van de laatste 6 werkjaren een WIA-uitkering. Hij heeft zo’n 1800 euro in de maand te besteden. “Op papier zou je zeggen dat ik voldoende overhoud. Ik betaal daarvan mijn hypotheek, huur van mijn huis, studie van mijn kinderen, ziektekosten en vaste lasten.” Onverwachte gemeentelijke belastingen maken dat Marcel in 2012 klem komt te zitten. “Vroeger nam ik dan als het krap werd een baantje erbij, dat gaat nu niet meer. Het punt is: mijn inkomen blijft gelijk, de uitgaven – ziektekosten en eigen risico – nemen echter alleen maar toe. Mijn hulp in de huishouding is komen te vervallen. En fysiotherapie doe ik alleen zomers, 52 weken kan ik niet betalen. Ik fiets en loop daarom elke dag zo veel mogelijk om mijzelf te trainen.”
Contacten
Een maatschappelijk werker attendeert Marcel in 2012 op de voedselbank. “De allereerste keer bij de voedselbank vond ik best wel spannend: wie kom je tegen? Maar eenmaal binnen was het bevrijdend. Je hebt het idee dat je alleen bent maar dat is natuurlijk niet zo. Je komt allemaal bekenden tegen, dat is bijzonder.” De voedselbank geeft hem een toekenning tot en met 2016. “Meteen was duidelijk dat ik niet in het model paste, mijn situatie zou niet veranderen. We zien wel hoe het daarna gaat. Het is in ieder geval een feest om daar naartoe te mogen. De vrijwilligers zijn ook zo toegankelijk, gepassioneerd en vriendelijk!” De voedselbank maakt dat Marcel kan rondkomen. Maar vooral ook de wekelijkse contacten zijn voor hem waardevol. “Met andere klanten, maar ook met mijn buren. Mijn buurvrouw houdt van koken. Zij doet dat soms voor mij en dan geef ik haar wat ingrediënten. Zo kan ik ook een bijdrage leveren. Als mijn pakket nog om aanvulling vraagt, ga ik naar de Lidl. Ik weet dat zij veel doneren. Wat je zaait, zal je oogsten zeg ik dan altijd maar.”
Rijk
Marcel spreekt vrijelijk over de voedselbank. “Ik heb er nooit een geheim van gemaakt, ben er heel open en eerlijk over. Mensen vinden het eigenlijk ook wel normaal. Sommigen zeggen dat het belachelijk is dat in zo’n rijk land als Nederland zoiets bestaat. Mijn verhaal heeft ook een keer in de Zeeuwse Courant, de PZC, gestaan. Daar kwamen vervolgens hele felle reacties op. Mensen reageren tegenwoordig zo makkelijk. Ze zeggen dan: je hebt twee huizen dus je hebt nog voldoende geld. Ja, ik ben ook rijk: hier.” Hij tikt op zijn hart. “Men realiseert zich niet dat ons huis onverkoopbaar is. Bovendien, dat is maar de helft van het verhaal. Men heeft gewoon heel snel een oordeel klaar. Zegt meer over hen dan over mij.”
Santiago
Het infarct verandert Marcel. “Het is moeilijk om over jezelf te zeggen wat anders is. Ik heb in ieder geval veel meer geduld. En ik heb geleerd te ontvangen. Heel waardevol, Cruijff zei het al: elk nadeel heb z’n voordeel.” Volgens Marcel ziet zijn vrouw een duidelijke verandering. “Zij zegt dat de man op wie ze verliefd werd, er niet meer is. Fysiek is er natuurlijk niets veranderd. Maar de man die alles deed, heel hard werkte en voor zijn vrouw zorgde, is er inderdaad niet meer. Ik heb mezelf jarenlang compleet weggecijferd. Nu heb ik het gevoel veel dichter bij mijzelf te staan.”
Het revalideren is voor Marcel anno 2015 nog niet afgelopen. Hij heeft daarbij een duidelijk doel: “op 16 juli 2019 wil ik in Santiago aankomen – samen met mijn jongste zoon. Het is dan precies tien jaar na mijn infarct. Of dat gaat lukken zien we dan wel.”
Lydia Paauw, juli 2015