Loes* weet hoe moeilijk het is om voor de eerste keer naar de Voedselbank te gaan. “Ik ben drie keer huilend weggelopen. De schaamte was zo groot. Ik durf het nu eindelijk ook tegen vriendinnen te vertellen. Maar in het begin begon ik al te janken als mijn moeder er naar vroeg.”
Ze heeft net haar tassen gevuld met eten en vers fruit en drinkt nog even een kop koffie. Ze vertelt hoe ze altijd heel hard heeft gewerkt en ondertussen ook drie kinderen in haar eentje moest opvoeden.
“Het lukte allemaal, maar het was erg zwaar. Na een paar rugoperaties kon ik niet meer werken, de schulden liepen op en zo ging ik uiteindelijk de schuldsanering in. En dan kom je op een zeker moment voor die eerste keer bij de voedselbank.
Weet je, goed eten, dat is het eerste waar je op voor schut gaat. ‘Ik eet wel een boterham’, denk je dan. En steeds vaker kom je de deur niet meer uit en nodig je niemand meer uit. Doordat ik nu goed eet, wordt het allemaal stabieler. Ik vind het zo fijn dat ik weer gastvrij kan zijn. Dat ik, als mijn kinderen langs komen, weer kan vragen ‘wil je een kopje soep?’
Ik zou willen dat ik eerder had geweten van het bestaan van de voedselbank. Zeker in die tijd dat ik er helemaal alleen voor stond. Ik zie de nieuwelingen hier huilend binnenkomen en probeer ze te helpen als dat kan. Ik weet hoe zwaar die eerste paar keer zijn.”
(* Loes is niet haar echte naam, die is wel bekend bij de redactie)